Gezelschapsdier overleden

Dieren die door mensen in of rond het huis gehouden en verzorgd worden voor eigen plezier, noemt men ‘gezelschapsdieren’: honden, katten, knaagdieren, kooi- en volièrevogels, duiven en vissen. Ook konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten zijn ‘gezelschapsdieren’, maar alleen als je ze niet houdt voor een commercieel doel.

Je kan met jouw gestorven gezelschapsdier niet zomaar overal naartoe. Dierlijk afval mag ook niet met het restafval meegegeven worden. Bij voorkeur komt het dode dier bij een erkende verwerker terecht. Dat kan:
• via een erkende ophaler (afvalcategorie: DBP, Dierlijk afval huisdierkrengen categorie 1-materiaal);
• door het naar een dierenarts te brengen die een milieuvergunning heeft voor het opslaan van dode dieren (momenteel niet aanwezig in Sint-Lievens-Houtem).

Je kan het gestorven dier ook zelf naar een dierencrematorium (DPB, Dierlijk afval, erkende crematoria) of dierenbegraafplaats (situatie 2014: geen enkele vergunde dierenbegraafplaats in Vlaanderen) brengen. Sommige crematoria komen het dier ook ophalen.

Is jouw dier bij de dierenarts gestorven, dan zal de dierenarts het met een erkende ophaler meegeven.

Begraven?

Begraven in de tuin is de minst goede oplossing.

Je mag het dier in elk geval niet in de tuin begraven
• als het gestorven is door een besmettelijke ziekte;
• als het meer dan 10 kg woog;
• als de grond klei- of leemachtig is (omdat er dan onvoldoende ontbinding plaatsvindt).

Als je het dier in de tuin mag begraven, dan
• moet de put minstens een halve meter diep zijn;
• mag dat niet in een plastic of andere slecht afbreekbare verpakking. Alleen biologisch afbreekbare verpakkingen zijn toegelaten.

Het begraven van krengen of slachtafval op openbaar terrein is verboden.

Extra info

Downloads

Naar top